“Laat het slaapwarm zijn, alsjeblieft… laat het slaapwarm zijn”. Niet veel later vertelt de thermometer mij wat mijn handen eigenlijk meteen al wisten. Onze dochter heeft koorts. En koorts betekent geen opvang. Meteen gaan alle radertjes in mijn hoofd aan de slag. Wat een timing weer. Zieke kinderen komen nooit uit maar vandaag nog minder dan normaal. Ik heb een dag vol overleggen die niet verplaatst kunnen worden. Mijn partner moet naar Zierikzee toe. Ook daar valt geen mouw aan te passen. En dus wordt het online vergaderen met de helft van de tijd een ziek meisje naast. Te ziek om naar de opvang te gaan, niet ziek genoeg om de hele dag te slapen en helaas te jong om op de bank met een filmpje uit te zieken. Ik pak de ballen maar weer uit de kast: dit wordt weer een dagje ouderwets jongleren.
Je voelt je aan twee kanten tekort schieten
Dit zijn wel de situaties waarin je als werkende ouder flink op de proef gesteld wordt. Je voelt je aan twee kanten tekort schieten. Je schaamt je richting je kind omdat na het verschijnen van 38,5 op de thermometer je eerste reactie is: “oh nee, m’n werk!” en niet “ach kindje toch…”. Vervolgens vindt van binnen in hoog tempo een moreel beraad plaats: “ze oogt best fit… het is vast zo’n nietszeggend kindergriepje…. Het mag niet maar… paracetamol erin en gaan?!” Zowel mijn morele kompas (“nee dat kan je echt niet maken naar de opvang toe…”) als mijn moederhart zeiden al gauw wat ik eigenlijk meteen al wist: “dat wordt thuisblijven”.
Mijn collega’s leken het gelukkig de normaalste zaak van de wereld te vinden dat ze de helft van de tijd of naar mijn dochter keken of haar via de babyfoon hoorden huilen.
Je wilt er voor je kind zijn maar je hebt ook je verplichtingen richting je werk. “Misschien dat ik zo nu en dan tussentijds m’n speaker even mute, als ze te hard begint te huilen”. Ik geloof niet dat deze omstandigheden voldoen aan de arbo eisen en de prijs voor meest perfecte moeder zal ik er ook niet mee winnen. Maar je moet toch wat. Mijn collega’s leken het gelukkig de normaalste zaak van de wereld te vinden dat ze de helft van de tijd of naar mijn dochter keken of haar op de achtergrond via de babyfoon hoorden huilen. Een souvenirtje van de lockdown tijd gok ik. Ik probeerde ondertussen zo stoïcijns als mogelijk het gesprek te blijven voeren, ondertussen van binnen afwegend wanneer het punt was bereikt waarop ik toch echt mijn dochter in bed moest gaan leggen of haar er juist weer uit moest plukken.
Vanavond met de benen omhoog op de bank dus. Tenminste, dat was het plan..
Inmiddels is het zeven uur geweest. We hebben de dag overleefd. Ik heb gedaan wat ik moest doen voor mijn werk en mijn dochter heeft genoeg knuffels gehad om hopelijk snel weer op te knappen. Waar ik voorheen in de avond meteen de “verloren” tijd zou gaan inhalen weet ik nu dat ik daar uiteindelijk alleen mezelf maar mee in de vingers snijd. De vermoeidheid van zo’n dag haalt je uiteindelijk toch in en wie weet wat ons vannacht en morgen nog staat te wachten. Vanavond met de benen omhoog op de bank dus. Tenminste, dat was het plan. As we speak zit ze met 40 graden koorts bij papa op schoot te kletsen. Niet lekker maar wakker genoeg om nog niet te kunnen slapen. Hopelijk valt ze snel in slaap want papa en mama zijn wél moe. En ik kan het niet helpen maar stiekem denk ik nu alweer: “Laat het morgenochtend slaapwarm zijn… laat het alsjeblieft slaapwarm zijn”